Hoofdcategorie: Profeten, Metgezellen en Vrome Voorgangers
Categorie: De Metgezellen
Hits: 4041

Asma bint Aboe Bakr behoorde tot een vooraanstaande islamitische familie. Haar vader, Aboe Bakr, was een goede vriend van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) en de eerste khalief na diens dood. Haar halfzusje Aïsha, was een vrouw van de Profeet en een van de oemmahat al-moe´minien. Haar man, Zoebayr ibn al-Awwam was een van de persoonlijke helpers van de Profeet. Haar zoon, Abdullah ibn az-Zoebayr, stond bekend om zijn onkreukbare houding en zijn onwrikbare toewijding aan de waarheid.

Asma was een van de eerste personen die moslim werd. Slechts zeventien mensen (zowel mannen als vrouwen) zijn haar voor geweest. Later kreeg zij de bijnaam Dhat an-Nitaqayn (degene met twee ceinturen) vanwege een bepaalde gebeurtenis, die samenhing met het vertrek van de Profeet (vrede zij met hem) en haar vader uit Mekka op de historische hidjrah naar Medina.

Asma was een van de weinigen, die op de hoogte was van het plan van de Profeet, om naar medina te gaan. Dit moest in het diepste geheim gebeuren, want de Qoraish waren van plan de Profeet te vermoorden. Asma maakte op de nacht van vertrek het eten en het water voor de reis klaar. Ze had echter niets om de kruiken vast te binden en besloot daarom haar ceintuur of nitaq hiervoor te gebruiken. Aboe Bakr stelde voor haar ceintuur in tweeën te scheuren. Dat deed ze en de Profeet prees haar daad. Van dat moment af werd ze bekend onder de naam: ‘Degene met de twee ceinturen.’

Tijdens de laatste emigratie van Mekka naar Medina was Asma zwanger. Haar zwangerschap noch het vooruitzicht van een lange en gevaarlijke reis konden haar van het vertrek weerhouden. Zodra zij Qoeba aan de rand van Medina bereikte, beviel ze van haar zoon Abdullah. De moslims riepen uit blijdschap en dankbaarheid: "Allahoe Akbar" (Allah is de grootste) en "Lah ilaaha illa Allah" (er is geen god dan Allah), want dit was het eerste kind dat bij de Moehadjiroen (emigranten) in Medina ter wereld werd gebracht.

Asma is bekend geworden vanwege haar fijne en edele karaktereigenschappen en haar scherpe intelligentie. Zij was een buitengewoon vrijgevig persoon. Haar zoon Abdullah heeft eens over haar gezegd: "Ik heb nooit twee vrouwen gezien die guller waren dan mijn tante Aïsha en mijn moeder Asma. Maar hun gulheid kwam op verschillende manieren tot uiting. Mij tante verzamelde het ene object na het andere tot ze het voldoende vond en verdeelde het dan onder de behoeftige. Mijn moeder daarentegen hield zelf niets tot de volgende ochtend vast."

Asma´s tegenwoordigheid van geest in moeilijke omstandigheden was opmerkelijk. Toen haar vader Mekka verliet, nam hij alle bezittingen met een totale waarde van zesduizend dirham met zich mee en liet niets voor zijn familie achter. Toen de vader van Aboe Bakr, Aboe Qoehafah (die nog steeds moeshrik (polytheïst) was) van het vertrek hoorde, ging hij naar diens huis en zei tegen Asma:

"Ik heb begrepen, dat hij je helemaal zonder geld heeft achtergelaten."

"Nee grootvader," antwoordde Asma, "hij heeft juist veel geld bij ons achtergelaten." Ze nam een paar kiezelstenen en legde die in de nis in de muur, waar ze gewoonlijk hun geld bewaarden. Ze gooide een doek over dit hoopje stenen en nam de hand van haar grootvader – die blind was – en zei: "Kijk maar hoeveel geld hij voor ons heeft achtergelaten."

Op deze manier wilde Asma de oude man geruststellen en voorkomen, dat hij haar iets van zijn eigen bezit zou geven. Zij wou geen hulp van een moeshrik ontvangen, zelfs niet van haar eigen grootvader.

Ze had dezelfde houding ten opzichte van haar moeder en wou geen concessie aan haar geloof en waardigheid doen. Haar moeder, Qoetaylah, kwam eens in Medina bij haar op bezoek. Ze was geen moslim en was in de pre- islamitische tijd van haar vader gescheiden. Ze bracht als cadeautje rozijnen, geklaarde boter en qaraz (de peultjes van een soort acacia boom). Asma weigerde eerst haar in haar huis toe te laten of de cadeaus aan te nemen. Ze stuurde iemand naar Aïsha om de Profeet te vragen, hoe zij zich ten opzichte van haar moeder moest gedragen en hij gaf haar ten antwoord, dat zij haar zeker in haar huis moest toelaten en de cadeaus kon accepteren. Bij deze gelegenheid kreeg de Profeet de volgende openbaring:

"Allah verbiedt u niet, degenen, die niet tegen u om de godsdienst hebben gevochten, noch u uit uw huizen hebben verdreven, goed te doen en rechtvaardig te behandelen; voorzeker, Allah heeft de rechtvaardigen lief. Maar Allah verbiedt u, vriendschap te betonen aan degenen, die tegen u gevochten hebben om de godsdienst, en die u uit uw huizen hebben verdreven of geholpen hebben u te verdrijven. En wie hun ook vriendschap aanbiedt; dezen zijn de boosdoeners."  [Surah Momtahanah]

Voor Asma en ook veel andere moslims was het leven in Medina behoorlijk zwaar. Haar man was vrij arm en zijn belangrijkste bezitting was het paard, dat hij had meegenomen. Asma beschrijft die eerste paar dagen:

"Ik zorgde voor het voer van het paard, gaf het te drinken en roskamde het. Ik maalde het graan en maakte deeg, maar ik kon niet zo goed bakken. De vrouwen van de Ansaar bakten voor mij. Zij waren zeer goede vrouwen. Ik droeg het graan van Zubayr´s stukje grond, dat de Profeet hem had toegewezen om te bewerken, op mijn hoofd. Het was ongeveer drie farsakh (ongeveer 8 kilometer) naar het centrum van de stad. Op een dag was ik onderweg en droeg het graan op mijn hoofd, toen ik de Profeet en een aantal sahabah tegenkwam. Hij riep me en liet zijn kameel halt houden zodat ik achter hem kon gaan zitten. Ik was verlegen om zo met de Profeet samen te reizen en ik dacht ook aan de jaloezie van Zubayr – hij was altijd erg jaloers- . De Profeet begreep, dat ik verlegen was en reed verder."

Later vertelde Asma precies aan Zubayr wat er gebeurd was en deze zei: "Bij Allah, dat je het graan moet dragen vind ik veel erger dan dat je mee zou hebben gereden."

Asma had een heel gevoelig en toegewijd karakter. Zij en haar man werkten heel hard samen, zodat langzamerhand wat verandering in hun armoedige situatie kwam. Soms behandelde Zubayr haar echter ruw. Op een keer ging ze naar haar vader en klaagde hierover. Zijn antwoord was: "Mijn dochter, heb geduld want als een vrouw een goede man heeft en hij sterft en ze hertrouwt na hem niet meer, dan worden ze in het paradijs opnieuw samengebracht."

Az-Zubayr werd uiteindelijk een van de rijkste mannen van de sahabah, maar Asma liet hierdoor niet haar principes varen. Haar zoon al-Mundhir stuurde haar uit Irak eens een elegante jurk, die van fijn kostbaar materiaal gemaakt was. In die tijd was Asma reeds blind. Ze voelde aan het materiaal en zei: "Het is verschrikkelijk. Geef hem terug."

Al-Mundhir was in de war en zei: "Moeder het is niet doorzichtig."

"Het is misschien niet doorzichtig," gaf ze ten antwoord, "maar het is te strak en laat de vormen van het lichaam zien."

Al-Mundhir bracht een andere jurk, die haar goedkeuring kon wegdragen en die accepteerde zij.


Boek: "Het leven van de metgezellen"