Abu Abdellaah, Az-Zoebayr Ibn Al-‘Awwaam Ibn Khoewaylid. Hij was de helper (H’awari) van de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) en de zoon van zijn tante Safiyyah Bint Abdelmoettalib. Hij was een van de tien metgezellen voor wie de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft getuigd dat zij tot de paradijsbewoners zullen behoren. Hij was een van de zes metgezellen die deel uitmaakten van de benoemingscommissie die belast was met het benoemen van de derde kalief. Hij bekeerde zich toen hij nog jong was; hij was destijds zestien jaar oud. Ibn Ish’aaq zei: ‘Ik heb gehoord dat Az-Zoebayr, Uthmaan, Talha, Abdoerrah’maan en Sa’d moslim waren geworden door Abu Bakr.’ Ondanks zijn adel en hoge afkomst heeft ook hij zijn deel van de marteling en onderdrukking gekregen vanwege zijn bekering. Het was zijn oom die het martelen op zich had genomen. Moesaa Ibn Talha zei: ‘Ali, Az-Zoebayr, Talha en Sa’d zijn in hetzelfde jaar geboren.’
Hij was de eerste persoon die zijn zwaard trok op het pad van Allah. Oerwah Ibn Az-Zoebayr zei: ‘Az-Zoebayr bekeerde zich toen hij acht jaar was. (Op een dag) werd een duivelse gerucht verspreid, namelijk dat de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) in het hoge Mekka was gedood. Az-Zoebayr ging ernaartoe met het zwaard in zijn hand, terwijl hij nog maar twaalf jaar oud was. Wie hem zag, raakte verbaasd en zei: ‘Een kind met een zwaard!’ Hij kwam bij de profeet (vrede zij met hem) en de profeet (vrede zij met hem) zei: ‘Zoebayr, wat is er met jou aan de hand?’ Hij vertelde het hem en zei: ‘Ik ben gekomen om degene die u heeft gedood met mijn zwaard te slaan.’ [Al-H’aakim]
In een andere versie: ‘Az-Zoebayr kwam met zijn zwaard en de profeet (vrede zij met hem) vroeg: ‘Wat is er met jou aan de hand?’ Hij zei: ‘Er is mij verteld dat u gedood was.’ Hij zei: ‘Wat had je dan gedaan?’ Hij zei: ‘Ik had dan degene die u had gedood ermee geslagen.’ Hij (vrede zij met hem) verrichtte vervolgens een smeekbede voor hem en zijn zwaard.’
Az-Zoebayr was lang. Wanneer hij op een rijdier zat, raakten zijn voeten de grond. Hij heeft een paar overleveringen verhaald. Twee overleveringen van hem zijn zowel door Al-Boekhaarie en als Moslim overgeleverd. Al-Boekhaarie heeft vier overleveringen van hem en Moslim één. Abdullah Ibn Az-Zoebayr zei: ‘Ik vroeg aan mijn vader: ‘Ik hoor u geen overleveringen op gezag van de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) verhalen, zoals die persoon en die persoon wel op zijn gezag overleveren?’ Hij zei: ‘Waarlijk, wij zijn nooit uit elkaar gegaan maar ik heb hem horen zeggen: ‘Wie over mij liegt, dient zich voor te bereiden op zijn plaats in het Vuur.’’’ [Al-Boekhaarie].
Zijn deugden:
De boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: ‘…en Az-Zoebayr is in het paradijs…’ [Ahmed, At-Tirmidzie en anderen] Abu Hoerayrah verhaalde dat de boodschapper van Allah op de (berg) H’iraa was samen met Abu Bakr, Oemar, Uthmaan, Ali, Talha en Az-Zoebayr. De rots begon te bewegen waarop de boodschapper van Allah zei ‘Wees kalm. Op jou bevinden zich enkel een profeet, een Siddieq of een martelaar.’ [Moslim] Djaabir zei: ‘De boodschapper van Allah zei op de Dag van Al-Ah’zaab (De Partijen): ‘Wie brengt mij informatie over deze mensen (i.e. de vijand)?’ ‘Ik’, zei Az-Zoebayr en vervolgens zei hij (vrede zij met hem) weer: ‘Wie brengt mij informatie over deze mensen?’ ‘Ik’, Az-Zoebayr zei weer en daarna zei hij (vrede zij met hem) weer: ‘Wie brengt mij informatie over deze mensen?’ ‘Ik’, zei Az-Zoebayr. Vervolgens zei hij (vrede zij met hem): ‘Waarlijk, iedere profeet heeft een H’awaari (helper) en mijn H’awaari is Az-Zoebayr.’ [Al-Boekhaarie]
Marwaan Ibn Al-H’akam zei: ‘Uthmaan Ibn Affaan werd door een hevige bloedneus geraakt in het Jaar van de Bloedneuzen. Dit belemmerde hem zelfs om de bedevaart te verrichten en hij stelde zijn testament op. Een man van Qoeraysh kwam bij hem en zei: ‘Wijs uw opvolger aan.’ Hij (Uthmaan) zei: ‘Hebben de mensen zijn naam (van de opvolger) genoemd?’ ‘Ja’, zei hij waarop Uthmaan vroeg: ‘Wie dan.’ Maar de man zweeg. Vervolgens kwam een andere man binnen – ik denk dat het Al-H’aarith was – en ook hij zei: ‘Wijs uw opvolger aan.’ Uthmaan zei: ‘Hebben de mensen zijn naam genoemd?’ Hij zei: ‘Jawel.’ ‘Wie dan?’, vroeg hij. De man zweeg en Uthmaan zei: ‘Misschien hebben ze gezegd dat Az-Zoebayr het moet worden?’ Hij zei: ‘Ja.’ Hij (Uthmaan) zei: ‘Bij Degene in Wiens Handen mijn ziel is, hij is de beste van hen zover ik weet. En hij was het meest geliefd van hen bij de boodschapper van Allah.’ [Al-Boekhaarie]
Oerwah zei: ‘Aishah zei tegen mij: ‘Jouw vaders [1] behoorden tot degenen die gehoor gaven aan Allah en Zijn boodschapper, terwijl zij gewond waren.’ [Moslim] Hiermee refereerde zij – moge Allah tevreden met haar zijn – aan het feit dat de profeet (vrede zij met hem) de mensen opriep om achter de polytheïsten aan te gaan vlak na de slag bij Uhoed. Hoewel de metgezellen verwondingen hadden opgelopen, gingen zij achter de polytheïsten aan. Onder hen waren Abu Bakr As-Siddieq en Az-Zoebayr. Oerwah verhaalde dat zijn vader tijdens de slag bij Badr een gele tulband op had. En dat de engelen vervolgens neerdaalden met gele tulbanden op. [Imaam Ahmed in Fadhaa’il As-Sahaabah]
Zirr Ibn H’oebaysh zei: ‘Ibn Djoermuz (degene die Az-Zoebayr heeft gedood) vroeg toestemming om bij Ali te komen en ik was toen bij hem. Ali zei: ‘Verkondig het Vuur aan voor de doder van Ibn Safiyyah.’ Vervolgens zei Ali: ‘Ik hoorde de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zeggen: ‘Waarlijk, iedere profeet heeft een H’awaari en mijn H’awaari is Az-Zoebayr.’ Abdullah Ibn imaam Ahmed zei: ‘Mijn vader zei: ‘Ik hoorde Soefiaan zeggen: ‘Al-H’awaari betekent de helper.’ [Imaam Ahmed] Abdullah Ibn Az-Zoebayr verhaalde dat Az-Zoebayr zei: ‘De boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft tijdens de Slag bij Uhoed zijn beiden ouders voor mij genoemd.’ [Ahmed]
Zijn dapperheid:
Abdullah Ibn Az-Zoebayr zei: ‘Tijdens de slag van Al-Ah’zaab bleven Oemar Ibn Abie Salamah en ik bij de vrouwen achter. Ik keek en zag Az-Zoebayr op zijn paard naar Banie Qoeraydhah gaan en weer terugkomen. Hij deed dat twee of drie keer. Toen ik terugkwam zei ik: ‘Vader, ik zag u naar Banie Qoeraydhah gaan en terugkomen.’ ‘Heb je mij echt gezien, mijn zoon?’, Hij zei. ‘Ja’, zei ik. Hij zei: ‘De boodschapper van Allah (vrede zij met hem) had gezegd: ‘Wie wil naar Banie Qoeraydhah gaan en informatie over hen halen en aan mij doorgeven.’ Ik ging erheen en toen ik terugkwamen, noemde hij (vrede zij met hem) zijn beide ouders voor mij. Hij (vrede zij met hem) zei: ‘Moge mijn vader en moeder voor jou opgeofferd worden.’’’ [Al-Boekhaarie en Moslim]
Oerwah [2] verhaalde op gezag van zijn vader – Az-Zoebayr – dat de metgezellen van de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) tijdens de slag bij Al-Yarmoek tegen Az-Zoebayr zeiden: ‘Waarom voer je geen charge (op de vijand) uit en wij met jou mee kunnen doen?’ Hij zei: ‘Als ik ga aanvallen, komen jullie niet mee.’ Zij zeiden: ‘Welnee, wij zullen jou ondersteunen.’ Hij viel hen (de Byzantijnen) aan en brak door de linies. Hij brak er dus doorheen en niemand (van hen) was nog met hem. Vervolgens keerde hij terug waarop zij (de vijand) de teugels van zijn paard pakten. Zij sloegen hem twee keer (met het zwaard) op zijn schouder. Tussen deze twee wonden had hij een litteken die hij opgelopen had tijdens de slag bij Badr.’ Oerwah zei: ‘Toen ik klein was, deed ik mijn vingers in die wonden. Ik speelde ermee.’ Oerwah zei: ‘Abdullah Ibn Az-Zoebayr was toen met hem. Hij was destijds tien jaar oud. Hij (Az-Zoebayr) liet hem op een paard rijden en had hem aan iemand toevertrouwd (om op Abdullah te letten).’ [Al-Boekhaarie] Soefiaan Ath-Thawrie zei: ‘Deze drie zijn de moedigste onder de metgezellen: H’amzah, Ali en Az-Zoebayr.’
Zijn vrijgevigheid:
Oerwah zei: ‘Zeven metgezellen hebben het voogdijschap (na hun dood) aan Az-Zoebayr gegeven. Onder hen waren Uthmaan, Ibn Mas’oed en Abdoerrah’maan Ibn Awf. Hij onderhield de erfgenamen met zijn eigen geld en bewaarde hun vermogen.’ Al-Awzaa’ie verhaalde dat Az-Zoebayr Ibn Al-‘Awwaam duizend slaven bezat. Zij werkten en brachten geld voor hem op. De opbrengsten van hun werk kwamen zijn huis niet binnen. Sa’ied Ibn Abdelaziez voegde toe: ‘Hij gaf dat allemaal weg als aalmoes.’ Yuwayriyah Ibn Asmaa’ heeft gezegd: ‘Az-Zoebayr had een huis van hem voor zeshonderdduizend verkocht. Er werd tegen hem gezegd: ‘O Abu Abdellaah, ben je failliet gegaan?’ Hij zei: ‘Welnee, maar het is op het pad van Allah.’
Zijn dood:
Az-Zoebayr Ibn Al-‘Awwaam (moge Allah tevreden met hem zijn) werd gedood toen hij zich terugtrok tijdens de slag van Al-Jamal. Hij werd door Ibn Djoermuz ingehaald en daarna gedood. Ali Ibn Abie Taalib begon te huilen toen hij Az-Zoebayr gedood had aangetroffen. Hij (moge Allah tevreden met hem zijn) wenste dat hij twintig jaar eerder was gestorven. Ash-Sha’bie zei: ‘Ik heb vijfhonderd metgezellen of meer ontmoet en zij allen zeiden dat Ali, Uthmaan, Talha en Az-Zoebayr in het paradijs zijn.’ Ad-Dahabie zei: ‘Dat is omdat zij tot de tien personen behoren voor wie getuigd is dat zij tot de paradijsbewoners behoren. En omdat zij deel hebben genomen aan de slag van Badr en aan Bay’at Ar-Ridhwaan. En omdat zij een van de allereerste moslims zijn over wie Allah de Verhevene heeft verteld dat Hij tevreden met hen is en dat zij tevreden met Hem zijn. En omdat deze vier gedood zijn en het martelaarschap hebben verkregen. Wij houden van hen en haten de vier personen die hen hebben gedood.’
Al-Boekhaarie heeft gezegd dat hij in de maand Radjab van het jaar 36 H. was gedood. Er is gezegd dat hij vijftig en nog wat jaren oud was. Er is ook gezegd dat hij 64 jaar was. Ibn Al-Madienie verhaalde dat hij Soefiaan heeft horen zeggen dat Ibn Djoermuz bij Moes’ab Ibn Az-Zoebayr kwam, toen hij de gouverneur van Irak was onder het bewind van zijn broer de kalief Abdullah Ibn Az-Zoebayr. Ibn Djoermuz zei: ‘Dood mij vanwege Az-Zoebayr.’ Moes’ab schreef een brief aan Ibn Az-Zoebayr om dit met hem te overleggen. Vervolgens kreeg hij antwoord waarin (Abdullah Ibn Az-Zoebayr) zei: ‘Ik ga Ibn Djoermuz doden vanwege Az-Zoebayr? Welnee, niet eens vanwege zijn sandalen.’
Ad-Dahabie zei: ‘De ellendeling heeft zijn handen opgegeten van spijt voor zijn dood (dat wil zeggen: het doden van Az-Zoebayr). Hij heeft ook om vergeving gevraagd; in tegenstelling tot de moordenaar van Talha of de moordenaar van Uthmaan of de moordenaar van Ali.’ Az-Zoebayr Ibn Al-‘Awwaam was o.a. getrouwd met Asmaa Bint Abie Bakr As-Siddieq.
Moge Allah tevreden zijn met deze hoogwaardige, heldhaftige metgezel – Abu Abdellaah, Az-Zoebayr Ibn Al-‘Awwaam Ibn Khoewaylid. Moge Allah tevreden zijn over alle metgezellen van de profeet (vrede zij met hem). Moge Allahs salaat en salaam zijn met onze profeet Mohammed, alsook met zijn familieleden en metgezellen.
Samenvattend overgenomen van:
- Siyar al-A’laam an-Noebalaa’ van imaam Ad-Dahabie.
- As-Sahieh Al-Moesnad Min Fadhaa’il As-Sahaabah van Shaykh Mustafa Al-Adawie.
- Fadhaa’il As-Sahaabah van imaam Ahmed met de revisie van Shaykh Wasieyoellaah Abbaas.
- Ashaabu Ar-Rasoel van Shaykh Mahmoed Al-Misrie.
[1] Dat wil zeggen: Abu Bakr As-Siddieq – zijn opa van zijn moederskant – en Az-Zoebayr zijn vader.